Saturday, January 29, 2011

Days in Georgia

Wegens tijd- en geldverlies in Kazakstan/Azerbeidjan besluit ik om het in Georgie niet te lang te trekken. Zonde, want de grenswachters blijken hier heel vriendelijk te zijn en ook de politie laat zich van zijn beste kant zien, zo merk ik later.

In Tbilisi ben ik twee nachten chez Harm geweest, geen onbekende in de Bissegemse-Wevelgemse scene. De eerste nacht samen wat biertjes gaan drinken, wat resulteert in een dagje hoofdpijn achteraf. Erger voor Harm dan voor mij, hij moet immers werken. Maar goed, de eerste avond toch al eens geproefd van lokale cultuur. De dag daarop met een bescheiden kater door het centrum van Tbilisi getsjoold en wat foto's genomen, kwestie van wat herinnering te hebben. 's Avonds pikt Harm me open gaan we nog wat gaan boefen en drinken. Het loopt niet zo lang uit als daags ervoor.

Na afscheid genomen te hebben van Harm's Groene Sovjetblok rij ik richting Gori, alwaar dhr. Jozef Stalin het levenslicht zag. 'k Wou er zijn museum bezoeken en geboortehuis zien. Niet dat ik er fan van ben maar goed, een mens is daar dan toch juist. Het draait echter anders uit. Ik kom Stu tegen, een Australier die vanuit Engeland doorheen Oost-Europa, Turkije en Georgie richting China aan het fietsen is. De man is geboren op 30 kilometer van waar ik werkte in Australie. Dus gaan we samen biertjes drinken. De avond loopt uit, behoorlijk eufemistisch gesteld. De dag erop voel ik me niet fit genoeg om ver te rijden blijf ik in Gori. Aangezien Stu mij niet op kosten wil jagen kamperen we samen in een leegstaand gebouw langs de weg.

Daarna ben ik redelijk rechtdoor richting Poti gereden, waar de ferry richting Odessa vertrekt. Een beetje te rechtdoor, vrees ik, ergens onderweg miste Kelsey een bocht en zijn we in een gracht beland. Gelukkig zonder veel erg. Kelsey was vooraan een beetje geplooid, ik kwam er met wat schrik vanaf. Later merk ik dat d'r motorblok ook wat naar achter geplooid is, waardoor ik haar ketting moet aanspannen. Zelfs iemand die niets van mechanica kent kan zoiets fixen. Een mens leert elke dag bij.

De ferry Georgie – Oekraine vaart 1 keer per week, en vaart uit op de dag dat ik de haven binnensnor. Dat was perfect geweest, ware het niet dat de boot in Batumi vertrekt, 60 kilometer van Poti. Ik kijk op mn horloge en heb 2 uur om er te raken, de terminal te vinden, een ticket te kopen en douane te passeren. Dat lukt me nooit, tenzij de boot vertraging heeft. Ik ben echter niet gehaast dus speculeer ik daar niet op. In plaats daarvan bel ik het ferrybedrijf, tickets kosten 200 dollar, inc. motor en eten op de boot en alles. Dat lijkt mij een redelijk batje. De boot vertrekt een week later.

Ergens in het midden van de week ga ik naar Batumi om tickets te kopen en douaneformaliteiten te regelen. De correcte prijs voor een ticket is echter 500 dollar. Ik schrik een beetje en overloop mijn opties. Niet dat er veel zijn, het is ofwel de boot betalen ofwel door Turkije rijden, hoewel de grenzen daar strenger lijken te zijn wat betreft tijdelijk importeren van voertuigen. Ik twijfel tien minuten en besluit naar de grens te rijden en m'n kans te wagen.

Dus daags nadien stek ik toe aan de grens met Turkije. Nog geen enkele keer zo'n vlotte grensovergang gehad, binnen de twee uur ben ik in Turkije, met verzekering en alles, op weg richting Europa.



Ik ben niet van plan om lang in Turkije te blijven, en rij momenteel recht naar Istanbul. Zelfs Ramses Santy vindt Istanbul zowaar de moeite waard, wat mij doet vermoeden dat het een droomplaats moet zijn voor velen. Maar dat zie ik later wel. Momenteel zit ik door regen in de bergen vast in een truckersmotel langs de autosnelweg en verveel ik me dood. Goed dat er internet is.

EDIT 29 januari:

'k Ben in Istanbul aangekomen. Het regent hier dus blijf ik binnen. Ik zit voor de eerste keer in 2 maand in een subboord hostel met vele leuke gezichtjes. Omdat ik wat spullen nodig heb besluit ik hier een paar dagen te blijven. Momenteel zit ik een katertje uit, der was hier feest gisteren en onder de noemers Traditie en Gastvrijheid nam ik lustig deel aan de activiteiten. Meer nieuws volgt later.

Saturday, January 15, 2011

Blauw op straat

Dagje in Baku geweest, wat rondgewandeld en een theetje gaan drinken met Peter, een Antwerpse diplomaat die ik een paar dagen eerder lastigviel.
Binnen een dag verloopt mijn visum hier in Azerbeidjan dus moet ik doorrijden. Wie hier langer blijft dan toegelaten krijgt fikse boetes en kan in de gevangenis belanden. Ik stop snel even in Gobustan, waar rotsschilderingen van 15000 jaar oud te vinden zijn. Daarna rij ik de hele dag door.

Slapen doe ik in Ganja, bij een heel vriendelijke winkelier, die me geen hotel wil laten betalen. Ik weiger drie keer (een gewoonte), wetend dat de man toch zal blijven aandringen. Aanhouders winnen, dus ik krijg het beste bed, thee en een bord borsjt met mayonaise, vakkundig geprepareerd door zijn dochter. Zijn zoontje is blijkbaar zot van elektronica en kan niet van m'n spullen afblijven. Ik laat hem wat brielen met mijn camera en m'n telefoon.

's Morgens rij ik richting grens Azerbeidjan – Georgie. Een kilometer of tien buiten Ganja beginnen er blauwe lichten te flikkeren in m'n spiegels. Ai. Ik moet aan de kant gaan staan, hoewel ik niet eens aan de maximumsnelheid rij.

De agent gebiedt me naast hem in de wagen te komen zitten, wat ik doe. Hij legt me bars uit dat ik een kilometer of twee eerder een tractor heb ingehaald, en daarbij een doorlopende witte lijn overschreden heb. Ik weet dat ik de tractor voorbijstak, heb geen weet van een witte lijn. Daar heeft de man geen oren naar.

De agent vraagt mijn papieren, en is niet echt vriendelijk. Hij ziet dat m'n visum die dag verloopt en een minuut later krijg ik m'n paspoort terug. Het rijbewijs bergt hij op, terwijl hij constant 'shtraf' roept. Hij zegt erbij dat hij het rijbewijs naar Baku zal opzenden en dat ik 500 kilometer terug mag rijden om het op te halen en een boete te betalen. Ik moet uit de wagen stappen. Wat ik uiteraard weiger, zonder rijbewijs heb ik immers geen poot om op te staan, en geen recht meer om te rijden.

Dat probeer ik de man uit te leggen. Na een paar hopeloze pogingen haal ik m'n portefeuille uit, aangezien ik wel doorheb dat dat is wat die klootzak wil. Ik heb alles samen (dollars, azerisch en kazaks geld) het equivalent van 150 euro zitten. De man telt al het geld zorgvuldig na.

Hij geeft het geld terug en eist stante pede 600 manat. Dat is ongeveer 500 euro, een bedrag waar zelfs Jeroen Verboven bijna een week moet voor werken. Ik panikeer verschrikkelijk, een ferme hap uit m'n schamele budget, kwijtgespeeld aan een corrupte flik die dezelfde avond eens goed vet zal gaan eten door mij hier met succes af te persen.

Hij heeft m'n rijbewijs al bij zich, en eens ik uit de auto stap rijdt de man weg en kan ik niets meer doen. Ik vraag hem een paar keer om me naar het bureau te brengen, en zeg hem dat ik met zijn baas wil spreken. 'k Heb ondertussen ook zijn naam op een naamkaartje in de wagen gelezen maar de foto lijkt totaal niet op zijn kop. 'k Ben op dat moment radeloos en verschrikkelijk kwaad.

Plots krijg ik het lumineuze idee om Peter De Diplomaat te bellen. Ik rommel wat in mijn buzze en haal m'n telefoon uit. Ik glunder al bij de idee dat Peter met wat moeilijke en ingewikkelde azerische zinsconstructies die flik wel tot rede zal brengen en de man onder druk kan zetten met een of andere diplomatieke toverformule. Zowaar glimlachend haal ik m'n telefoon uit het beschermhoesje.

Tot ik merk dat de telefoon luisplat is. Het zoontje van de winkelier had er de hele avond mee zitten spelen. Redelijk kak, daar gaat m'n enige kans om in het hol van pluto iemand te contacteren nu ik hulp echt wel kan gebruiken.

De flik verplicht me naar een bankautomaat te rijden, ik voorop, hij vijftien meter achter me, in een comfortabele machtspositie. 'k Heb het bedrag met bloedend hart afgehaald en in z'n auto gelegd. Ik kon die vent neerschieten op dat moment. Een bewijs van betaling heb ik uiteraard niet gekregen. Hij maant me nog aan niet te snel te rijden, waarschijnlijk uit oprechte bezorgdheid voor m'n veiligheid. Per slot van rekening is de man er immers om de burger te helpen.

Allez, of hoe een mens in een half uur tijd 500 euro kan verliezen zonder deskundige hulp van luxehoeren. Mij zie je hier de eerste 20 jaar alvast niet meer. Apenland.

Thursday, January 6, 2011

Landrat in niemandsland: een straffer verhaal.

Om er meteen maar goed in te vliegen: eindelijk eens een deftig douaneverhaal. Wat volgt is een chronologische weergave van m'n eerste zes dagen in 2011. Redelijk memorabel.

1 Januari:

Om 6u 's morgens rij ik fris als een hoentje de haven binnen. De dag voordien heb ik op de haven alle papieren in orde gemaakt om Kelsey te mogen verschepen naar Azerbeidjan, customs kan slechts een fluitje van een cent zijn. Dat is ook zo. Ik heb een brits in m'n kajuit en er is een kombuis op de schuit. 'k Voel me al een echte zeeman! De vaart verloopt vlot.


In Baku haal ik Kelsey van de boot en rij richting grenswachters. Daar rijst echter meteen al een probleem. Ik wil een transitvisum aanvragen voor 5 dagen, wat mogelijk is aan de landsgrenzen en op de luchthavens. Enkel op de zeehaven is dat niet mogelijk. Ik dring wat aan, maar de douaniers houden voet bij stuk.

Uiteindelijk stelt een van de grenswachters voor om het Belgisch Consulaat in Baku te bellen. 't Is 2 januari, diplomaten hebben conge tot 5 januari. De consul is echter vriendelijk.

Aan de telefoon krijg ik te horen dat de fout bij de Kazakstaanse autoriteiten ligt. Zij mochten me niet laten gaan zonder eerst gecontroleerd te hebben of ik een Azerbeidjaans visum had. Dat betekent meteen ook dat de Belgische consul in Azerbeidjan geen bal kan doen. Hij geeft me nog het nummer van de Belgische ambassade in Kazakhstan ('voor mocht u daar problemen aan de grens ondervinden, meneer')en nodigt me uit voor een lunch als ik ooit in Baku raak. Dat voelt op dat moment als een pleister op een open beenbreuk.

Enkele minuten later word ik gedeporteerd. De douaniers en politie escorteren me op de boot en zorgen voor een gratis ticket. Joepie! Ik vraag me af wat me de volgende avond aan Kazakstaanse grens te wachten zal staan. Ook voor Kazakstan heb ik immers geen visum meer. Fijn begin van het nieuwe jaar.

3 januari:

Wanneer de boot terug aanmeert in Kazakstan word ik met een bestelwagen naar een apart verhoorkamertje gebracht waar ik moet wachten op de baas. Het is 3.20u in de morgen.
Ik wacht een uur of drie, maar niemand daagt op. Ik leg me te slapen. Er staat bewaking voor de deur van de kamer.

4 januari:

Om 9 uur 's morgens komt de baas binnen. Ik moet m'n paspoort afgeven. Er worden ook foto's van me genomen. De Kazakken zullen ervoor zorgen dat ik de dag zelf nog een transitvisum voor Azerbeidjan krijg, en dan kan ik 's avonds nog op de boot terug.

Na een paar uur komt de baas weer binnen. Het consulaat van Azerbeidjan wil me in persoon zien voor ze een visum uitreiken. Dus word ik later op de dag met twee soldaten (en een officier die mijn paspoort en pasfoto's bij zich heeft) daarheen gebracht. Ik vul een applicatieformulier in. De ambtenaar meldt dat het visum ten vroegste zal klaar zijn binnen 2 werkdagen.

De officier panikeert, het is immers niet de bedoeling dat ik nog twee nachten in de haven vastgehouden word. Ik stel voor om me naar een hotel te laten brengen, waar ik me vrijwillig wil laten prisonneren voor twee dagen. Daar lijkt de man oren naar te hebben, maar niet naar het hotel dat ik zelf voorstelde.
Omdat ik ga verhuizen naar het hotel moet ook Kelsey -die op dat moment nog steeds in de boot staat- mee. De boot zal immers dezelfde nacht nog vertrekken. Ik krijg de toestemming om de officier in de wagen te volgen met de motorfiets.

Net op het moment dat ik de brommer losmaak krijgt de officier telefoon. Door een of ander mirakel is m'n transitvisum klaar. Als we er binnen het uur om gaan en betalen kan ik nog op de boot richting Azerbeidjan. Het is twintig minuten rijden naar het consulaat. Ik word de auto in geduwd en we rijden richting consulaat. Daar aangekomen vraagt de officier me mijn paspoort. Ik probeer uit te leggen dat ik de laatste 50 uur mijn paspoort niet meer in m'n handen heb gehad. De man panikeert en begint de wagen te doorzoeken. Niets. Ik moet mijn jas uitdoen en een van de soldaten fouilleert me. Niets. Paniek alom. De officier doet een paar telefoons en opeens volgt een behoorlijk intense scheldtirade.

Ik begrijp dat het paspoort terecht is. We scheuren terug richting haven, de snelheid ligt gevoelig hoger. Ongeveer halverwege remt de man en loopt hij naar een geparkeerde wagen. Hij had blijkbaar opdracht gegeven aan iemand om ons tegemoet te rijden.

Daarna terug naar het consulaat, paspoort opgepikt. Zonder veel problemen mag ik de boot op richting Azerbeidjan, van waar ik nu dit verhaal publiceer. Een laat gelukkig nieuwjaar gewenst!